Aard van de vordering van een schuldeiser tegen een bestuurder in geval van faillissement
Â
Arrest van het Hof van Cassatie dd. 12.10.2018 - Krachtens artikel 530, § 1, tweede lid, Wetboek van Vennootschappen kunnen zowel de curator als de benadeelde schuldeisers een rechtsvordering instellen tegen bestuurders indien komt vast te staan dat een door hen begane, kennelijk grove fout heeft bijgedragen tot het faillissement. In dat geval is het bedrag toegekend door de rechter beperkt tot het nadeel geleden door de schuldeisers die de vordering hebben ingesteld. Dat bedrag komt uitsluitend aan hen toe, ongeacht enige vordering vanwege de curator in het belang van de boedel. De schuldeiser die dergelijke vordering instelt, komt niet op voor de vergoeding van individuele schade, maar voor zijn aandeel in de collectieve schade. Dit aandeel in de collectieve schade houdt geen verband met de contractuele schade die een schuldeiser lijdt naar aanleiding van een door de gefailleerde vennootschap niet- nagekomen verbintenis. De regel van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent is niet van toepassing op de aansprakelijkheid van een bestuurder wegens een door hem begane kennelijk grove fout die heeft bijgedragen tot het faillissement, aldus het Hof.
Â