top of page
Search
  • _

BTW - verlaagd tarief voor afbraak en heropbouw - maatstaf van heffing

 

Arrest van het Hof van Beroep te Gent dd. 08.05.2018 - De administratie meent dat het verlaagd tarief van 6% wegens "Afbraak en heropbouw van gebouwen in stadsgebieden" niet kon worden toegepast omdat niet was voldaan aan één van de voorwaarden, namelijk dat geen verklaring als bedoeld in 4°, a) was ingediend. De administratie meent dat aangezien de gebouwen reeds afgebroken waren op het moment van het verlijden van de notariële akte van 22 december 2010 houdende de ruiling de verklaring van "Afbraak en heropbouw van gebouwen in stadsgebieden" onmogelijk geldig kon zijn en aldus kan er ook geen rechtmatige toepassing zijn van het verlaagd tarief van 6%. Anders dan de eerste rechter oordeelde, meent het hof dat voldaan is aan de regeling van het verlaagd tarief voor de hier betrokken gefactureerde werken voor de afbraak en bouw van de twee appartementen. De afbraak van de bestaande gebouwen vond plaats door of voor rekening van de echtparen S – K en V – F. De heropbouw van de gehele residentie gebeurde door de geïntimeerde. Het zijn evenwel de betrokken natuurlijke personen die toelating geven om het in de ruilakte beschreven appartementsgebouw te laten oprichten (deels onder verzaking van het recht van natrekking). Op basis van de (letterlijke) bewoordingen van het uitvoeringsbesluit volgt dat hier diegene die het gebouw laat afbreken dezelfde is als diegene die het gebouw laat oprichten. Het gegeven dat (deels) afstand wordt gedaan van het recht van natrekking, doet aan dit gegeven geen afbreuk. Wat betreft de (andere) appartementen, waarvoor afstand werd gedaan van het recht van natrekking en die (uiteindelijk) niet toekomen aan die zelfde personen, levert de geïntimeerde in beginsel wel een goed dat belastbaar is aan 21%. Wat betreft de hier ter discussie staande facturen is voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing van het verlaagd tarief van 6%. De fiscale administratie oordeelde dat volgens de waardebepalingen van de administratie van het kadaster, het appartement 3 A/B een maatstaf van heffing heeft ter waarde van 333.000,00 EUR (daar waar de factuur een maatstaf van heffing aanneemt van 273.142,34 EUR). Voor wat betreft het appartement 6 A/B neemt de administratie een maatstaf van heffing aan van 290.000 EUR terwijl de factuur verwijst naar een maatstaf van heffing van 205.679,78 EUR. Samen met de eerste rechter stelt het hof vast dat de administratie geen afdoende en bewijskrachtige gegevens voorlegt op grond waarvan kan worden aangenomen dat de door geïntimeerde gefactureerde prijs voor de werken in onroerende staat niet de normale waarde van deze werken zou zijn. De waardebepaling kan niet worden gecontroleerd en is niet behoorlijk onderbouwd en niet gesteund op voorgelegde vergelijkingspunten.

 

0 views0 comments

Recent Posts

See All
bottom of page