BTW - Zwarte meeromzet - Bewijslast
Â
Vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg te Brugge dd. 07.02.2018 - Lastens eiseres en haar twee toenmalige zaakvoerders (tot 18 december 2006) en diens opvolger (vanaf 19 december 2006) werd een strafonderzoek geopend naar fiscale valsheid en gebruik van valse stukken. Volgens de Btw-administratie blijkt uit het gerechtsdossier het bestaan van een systeem van zwarte verkopen en dat de "zwarte" inkomsten in de drukke periodes (mei, juli, augustus en de kerstperiode) ongeveer 25.000,00 euro per dag beliepen terwijl in de kalmere periodes het toch nog ging over dagelijkse 10.000,00 euro en zij becijferde de globale jaarlijkse "zwarte" ontvangsten in de orde van 5.205.764,00 euro. Eiseres besluit dat de administratie terecht stelt dat het bestaan van het strafrechtelijk gewijsde in casu niet toelaat dat het bestaan van een systeem van zwarte verkopen thans opnieuw in vraag wordt gesteld en stelt het eens te zijn met de administratie dat het bestaan van een systeem van zwarte verkopen thans vaststaat gelet op de uitspraken in de strafzaak. Eiseres wijst erop dat de Btw-administratie de bewijslast draagt aangaande de omvang van de zwarte verkopen en laat gelden dat de door de Btw-administratie uitgevoerde taxatie willekeurig is en haar niet toelaat het tegenbewijs te leveren. Op strafgebied is definitief vastgesteld in een rechterlijke beslissing met gezag van gewijsde dat de verhoren van beklaagden Raphaël en Jan H op onregelmatige wijze zijn gebeurd (want zonder bijstand van een advocaat en afgelegd na hun vrijheidsberoving). Dit verhindert dat de Btw-administratie de door beklaagden tijdens deze verhoren afgelegde verklaringen gebruikt om een zwarte meeromzet te berekenen. Uit het proces-verbaal van taxatie blijkt dat de Btw-administratie zich voor de bepaling van de weerhouden litigieuze omvang van de zwarte omzet zich eveneens gesteund heeft op de verklaring afgelegd door Anne B en de verklaringen afgelegd door chauffeurs Daiël C, Eddy VL, Gino CP en Claude VA en een medewerker waaruit zij besloot dat gedurende de periode dat Anne B het beheer van de zwarte kas deed minstens de cijfers van toepassing waren zoals ze werden aangegeven door Katrien DH. Er dient vastgesteld te worden dat er tussen de verklaringen afgelegd door de diverse personeelsleden tegenstrijdigheden zijn omtrent de hoegrootheid van de zwarte verkopen, wat eveneens vastgesteld is geworden in het arrest van 26 juni 2014 van het Hof van Beroep te Gent. De administratie heeft bij de berekening van de omvang van het kwestieuze zwarte omzet geen rekening gehouden met het feit dat, zoals verklaard door DH, NY, BL en VT Eric en Isabelle een deel van de zwarte verkopen door middel van kastickets in de boekhouding werd opgenomen. Aldus dient besloten te worden dat de omvang van het zwarte circuit niet vaststaat en willekeurig bepaald is geworden door de administratie. De Btw-administratie heeft aldus niet voldaan aan de op haar rustende bewijslast.
Â