top of page
Search
  • _

Fraude wegens het niet aangeven van een groot bedrag aan roerende inkomsten - vrijgestelde beroepsin

 

Vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen dd. 26.01.2018 - In het kader van de inzage van een gerechtsdossier stelde verweerder vast dat eerste eiser vermeld stond als titularis van een bankrekening bij een bank in Jersey. De administratie deed een uitbreiding van de onderzoektermijn in toepassing van artikel 333 WIB 92. Eisers voeren in essentie aan dat de loutere niet-aangifte van bepaalde inkomsten niet wijst op het bestaan van fiscale fraude. Verweerder voert echter terecht aan dat eisers voor de aanslagjaren 2009, 2010, 2011 en 2012 telkens minstens 97% van hun roerende inkomsten niet hebben aangegeven, waarbij de niet aangegeven roerende inkomsten varieerden van 30.033,23 EUR tot 403.440,13 EUR. Gelet op de omvang van de bedragen en het percentage aan niet aangegeven inkomsten, kunnen eisers niet voorhouden dat louter door onachtzaamheid deze inkomsten en de rekeningen waarvan zijn afkomstig waren, niet werden vermeld in de aangifte personenbelasting. De aangifte van een beperkt aantal buitenlandse rekeningen met beperkte inkomsten, bevestigt in het bijzonder dat eisers zich terdege bewust waren van de op hen rustende aangifteplicht en deze bewust deels niet hebben nageleefd. Wat betreft de vrijstelling voor beroepsinkomen genoten in het Verenigd Koninkrijk betreft stelt de rechtbank vast dat eisers in de eerste plaats geen enkel stuk bijbrengen dat aantoont dat de betaling vermeld op de loonfiche effectief geheel of gedeeltelijk betrekking had op diensten die werden verricht door eerste eiser voor 'TA' Management LLP in kalenderjaar 2008. De loonfiche verwijst naar de periode “2007-08” en verwijst naar een fiscaal jaar eindigend op 5 april 2008. Het is niet duidelijk waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de daarop vermelde bedragen betrekking hebben op werkzaamheden (deels of geheel) verricht in kalenderjaar 2008. Wat betreft het beroepsinkomen uit Spanje stelt de rechtbank vast dat de elementen waar eisers naar verwijzen, niet aantonen dat eerste eiser effectief in Spanje aanwezig was voor de uitvoering van het geheel van de werkzaamheden voor de Spaanse vennootschappen. De rechtbank is van oordeel dat eisers niet aantonen dat een groter deel van de bezoldiging dan het deel dat door verweerder reeds werd vrijgesteld, op basis van het Dubbelbelastingverdrag gesloten tussen België en Spanje gesloten op 24 september 1970 dient te worden vrijgesteld.

 

0 views0 comments

Recent Posts

See All
bottom of page