Gevorderde BTW op verkoop van een oud schoolgebouw omgevormd naar nieuwbouw appartementen.
Â
Arrest van het Hof van Beroep te Gent dd. 10.04.2018 - De door de geïntimeerde gevorderde BTW is volgens de geïntimeerde verschuldigd op de vervreemding van gebouwen door de appellante. Het is echter de stelling van de appellante dat het gaat om gebouwen die moeten aangemerkt worden als “oude gebouwen” en dat om die reden er geen BTW verschuldigd is, dit onder verwijzing naar artikel 44 § 3, 1° a) en b) BTW-wetboek. De belastingadministratie interpreteert het artikel 44 § 3, 1°, a en b BTW-wetboek zo dat zijn aan te merken als een nieuw gebouw in de zin van die bepaling, niet alleen een pas opgericht gebouw, maar ook een reeds vroeger opgericht gebouw dat op een zodanige wijze werd verbouwd dat het hierdoor de kenmerken van een nieuw gebouw verkrijgt. In zoverre de geïntimeerde misbruik aanvoert onder verwijzing naar het artikel 1 § 10 BTW-wetboek, moet ook rekening worden gehouden met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en moet worden opgemerkt dat bestrijding van fraude, belastingontwijking of misbruik een doelstelling is die door de Zesde Richtlijn is erkend en wordt gestimuleerd. Dit leidt er onder meer toe dat moet worden nagegaan welke de economische en commerciële realiteit is, en geen rekening mag worden gehouden met een zuiver kunstmatige constructie die geen verband met de economische realiteit houdt en alleen bedoeld is om een belastingvoordeel te verkrijgen. Volgens het Hof bestaat er geen twijfel over dat, ook al worden bepaalde delen van een oud schoolgebouw gebruikt, in wezen een nieuwbouw werd tot stand gebracht. De schoolgebouwen werden omgebouwd tot een wooncomplex/appartementen, wat iets is van volledig van een school verschillende aard, indeling, inhoud en gebruik. In dat verband kan nuttig worden aangehaald dat aan de kopers appartementen worden verkocht, met een vastgelegde indeling in appartementsdelen overeenkomstig een gedetailleerd lastenboek, indeling die niet meer deze kan zijn van een school of schoollokalen. Ook de gemeenschappelijke delen zijn ingrijpend omgevormd en afgewerkt . Er kan derhalve ook niet worden voorgehouden dat enkel een ruwbouw werd verkocht. Er kan niet anders dan vastgesteld worden dat in wezen een nieuwbouw werd tot stand gebracht, en dat dit de economische realiteit is. Het is hier duidelijk de enige bedoeling geweest om een belastingvoordeel te genieten door voor te houden dat het ging om de verkoop van een oud gebouw, terwijl dit in werkelijkheid niet zo was.
Â