Onr V Korting leegstand
Â
Arrest van het Hof van Beroep van Bergen dd. 19.09.2018 - Het hof herinnert aan de bepalingen van artikel 257, 4° WIB 92, zoals vervangen door het Decreet van het Waals parlement van 10 december 2009, en verduidelijkt dat het bijgevolg aan belastingplichtige is om aan te tonen dat de leegstand of improductiviteit van de betreffende panden niet alleen onvrijwillig is, maar tevens voortvloeit uit een wettelijk bepaalde uitzondering die hem de uitoefening van zijn zakelijke rechten ontneemt (ramp, overmacht , ...). Appellante laat na om voor alle panden het onvrijwillige karakter aan te tonen van de leegstand of improductiviteit, aangezien de betreffende panden niet door appellante te koop werden gesteld en het attest van de vastgoedmakelaar het niet mogelijk maakt om na te gaan welke middelen werden ingezet om effectief een huurder te vinden voor voorgemelde panden. Voor wat de onmogelijkheid betreft voor appellante om haar zakelijke rechten uit te oefenen wegens de renovatieprojecten ‘RG’: die is niet aangetoond en de eerste rechter was terecht van mening dat voorgemelde projecten geen uitzonderlijke omstandigheid vormen – of meer precies geen geval van overmacht waarin wordt voorzien door artikel 257, 40, van het WIB 92, zoals van toepassing in het Waals Gewest. Het renovatieproject ‘RG’ van de stad Charleroi ontnam appellante de uitoefening van haar zakelijke rechten op de betwiste panden niet en weerhield haar er niet van ze te verhuren of te verkopen. De eerste rechter merkte terecht op dat appellante zich geenszins heeft ontdaan van haar improductieve panden, maar integendeel is blijven investeren in de wijk door de panden aan te kopen gelegen aan de [...] en de [...]. Op die manier heeft appellante haar onroerende goederen gebruikt op een manier waarvan ze vond dat die het best aansloot bij haar belangen, en heeft ze bijgevolg geen gegronde redenen om de vrijstelling te vorderen van de onroerende voorheffing wegens leegstand of improductiviteit van de panden. Daaruit volgt dat het beroep niet gegrond is.
Â