top of page
Search
  • _

Onroerende voorheffing - Materieel en outillage - Herschatting van het kadastraal inkomen

Arrest van het Hof van Beroep te Gent dd. 16.01.2018 - De betwisting gaat in essentie over de vraag of de appellante gerechtigd is om een verlaging van het kadastraal inkomen met betrekking tot haar materieel en outillage die pas in 2015 werd toegekend in rekening te brengen op een aanslag voor het aanslagjaar 2012 die al eerder, namelijk op 7 november 2013, werd gevestigd. Het is onbetwist dat voor de betwiste aanslag het kadastraal inkomen in aanmerking genomen werd zoals het was vastgesteld op 1 januari 2012, zijnde 1 januari van het betreffende aanslagjaar. De geïntimeerde stelt evenwel dat moet rekening gehouden worden met de akkoordverklaring die zij jegens de federale administratie heeft gegeven op 30 oktober 2015 met betrekking tot de herschatting van het kadastraal inkomen voor het betreffende materieel en outillage. Zoals blijkt uit de verduidelijkende e-mail van de ambtenaar van het Kadaster van 3 maart 2016, gaat het om een herziening wegens niet aangifte nu er geen aangifte meer gebeurd was door de appellante sedert 2004. Dat betekent dat het Kadaster is overgegaan tot herschatting van het kadastraal inkomen op grond van artikel 494, §1, 4° WIB92. Uit het e-mailbericht van 3 maart 2016 blijkt dat de appellante op 20 februari 2015 aangiften heeft ingediend. Op basis van de ingediende aangiften en het uitgevoerde onderzoek heeft het Kadaster op 12 oktober 2015 aan de appellante voor de jaren 2012 tot 2015 voor de verschillende kadastrale percelen en het betreffende materieel en outillage een herschatting gedaan van het kadastraal inkomen. De appellante heeft dat bericht op 30 oktober 2015 geretourneerd aan de Federale overheid met uitdrukkelijke vermelding van haar akkoord met de nieuwe cijfers. Zoals in het e-mailbericht van 3 maart 2016 bevestigd, beschouwde het Kadaster dat als een akkoordverklaring waardoor het niet meer nodig was om de nieuwe kadastrale inkomens aan de appellante te betekenen in de zin van artikel 495, §1 WIB92. Hoewel uit de stukken niet valt op te maken welke precies de feiten waren waarvoor aangifte had moeten gedaan zijn, blijkt uit het feit dat het Kadaster per aanslagjaar, telkens op 1 januari, andere bedragen als kadastraal inkomen heeft vastgelegd voor het materieel en outillage, dat de herschattingen telkens op die eerste januari moeten geacht worden te bestaan. Het akkoord sluit dus ook in dat het herschat kadastraal inkomen vanaf 1 januari 2012 gelijk was aan 264.291,00 euro. Zoals de appellante stelt, heeft zij door het aantekenen van het bezwaar tegen de aanslag in de onroerende voorheffing voor het aanslagjaar 2012, gevolgd door de (nog lopende) gerechtelijke procedure haar recht gevrijwaard om de herschatting van het kadastraal inkomen van het materieel en outillage te laten doorwerken op de berekening van de onroerende voorheffing voor dat aanslagjaar. Dat de herschatting pas in de loop van de gerechtelijke procedure gebeurde, doet niet ter zake. Die herschatting heeft immers tot gevolg dat het kadastraal inkomen zoals vastgesteld op 1 januari 2012 uiteindelijk slechts 264.291,00 euro bedraagt.

 

0 views0 comments

Recent Posts

See All
bottom of page