top of page
Search
  • _

Personenbelasting - Diverse inkomsten - Meerwaarde op gebouwde onroerende goederen

Arrest van het Hof van Beroep te Gent dd. 02.01.2018 - Met de bestreden aanslag heeft de geïntimeerde een meerwaarde belast van 70.437,04 EUR (hetzij 35.218,52 EUR in hoofde van elk van de appellanten) in toepassing van de artikelen 90, 10° - 101 § 2 - 171, 4°, e) WIB/1992 (tarief 16,5 %). Deze meerwaarde werd gerealiseerd op de verkoop in 2010 van twee woningen. De appellanten voeren aan dat ten onrechte de aannemingswerken die zij zelf uitvoerden niet in aanmerking worden genomen bij de berekening van de te belasten meerwaarde. Zij schatten de kost van deze eigen aannemingswerken op 425 uren (hetzij per woning circa 25 dagen werk à 8 uren) x 40,00 EUR/uur (minimale kostprijs gemiddelde geschoolde/ongeschoolde stielman cfr. Indicatieve loonschaal Bouwkroniek = 17.000,00 EUR (excl. BTW)). Daarnaast voeren de appellanten ook aan dat de geïntimeerde ten onrechte bepaalde gemaakte kosten niet heeft weerhouden als af te trekken van de verkoopprijs. In zoverre de appellanten aanvoeren dat de verplichting tot registratie van de aannemers strijdig is met het Europees recht, moet worden vastgesteld dat de werken in kwestie dan nog steeds maar voor verhoging van de verkrijgingsprijs in aanmerking komen mits zij zijn verantwoord door middel van een factuur. Dit betekent dat de werken moeten gefactureerd worden door een aannemer (al dan niet geregistreerd), wat betekent dat zowel de arbeidsprestaties als de materialen dienen gefactureerd te worden door een aannemer (geregistreerd of niet). Het artikel 101 § 2, derde lid, a WIB/1992 (in de versie van toepassing na wijziging bij artikel 78 van de wet van 14.4.2011) voorziet nog steeds in de vereiste van facturering, zodat de appellanten ten onrechte aanvoeren dat zij na wijziging van artikel 101 § 2, derde lid, a WIB/1992 bij artikel 78 van de wet van 14.4.2011 ook de niet door een geregistreerde aannemer uitgevoerde werken zouden kunnen in rekening brengen bij de bepaling van de verkrijgingsprijs. Zowel in de oude versie als in de nieuwe versie is een factuur vereist en er is dan ook geen ongelijkheid voorhanden tussen het oude en het nieuwe systeem wat de verplichting tot voorlegging van een factuur betreft, grond voor het weigeren aan de appellanten van een verhoging van de verkrijgingsprijs voor zelf uitgevoerde werken en zelf aangekochte materialen. De vordering tot veroordeling van de geïntimeerde tot schadevergoeding om reden dat de vereiste van registratie van de aannemer opgelegd door de Belgische wetgeving strijdig is met het Europees recht is ongegrond, nu zoals hoger blijkt dat de appellanten hoe dan ook niet gerechtigd zijn op de nagestreefde verhoging van de verkrijgingsprijs, los van de verplichting tot facturering door een aannemer die geregistreerd is.

Gerald Driesen, belastingconsulent, conseil fiscal.

0 views0 comments

Recent Posts

See All
bottom of page