Personenbelasting - Onderhoudsuitkeringen - Retroactieve aftrekbaarheid
Â
Arrest van het Hof van Beroep te Gent dd. 27.03.2018 - De geïntimeerde heeft in zijn aangifte in de personenbelasting voor het aanslagjaar 2014 een bedrag opgenomen van 16.479,00 euro als aftrekbare onderhoudsuitkering. De administratie aanvaardde slechts een aftrekbare onderhoudsuitkering ten bedrage van 1.590,00 euro. Tegen de vervolgens gevestigde aanslag diende de geïntimeerde een bezwaarschrift in. In het kader van de bezwaarprocedure legde de geïntimeerde stukken voor waaruit bleek dat hij van april 2013 tot december 2013 maandelijks 400,00 euro onderhoudsgeld betaalde aan mevrouw K. Op basis van deze nieuwe gegevens werd de aanslag herrekend rekening houdend met een onderhoudsuitkering van 3.600,00 euro en werd een gedeeltelijke ontheffing verleend. De administratie hield geen rekening met de door geïntimeerde in 2013 vereffende onderhoudsuitkeringen ten bedrage van 11.679,00 naar aanleiding van de vereffening-verdeling van de goederen van de huwelijksgemeenschap. De geïntimeerde was ertoe gehouden maandelijks en dus regelmatig voor zijn kinderen een onderhoudsgeld te betalen in uitvoering van het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel van 22 december 2009. De geïntimeerde heeft in de periode van december 2009 tot en met december 2012 geen regelmatige betaling van het onderhoudsgeld verricht, waartoe hij nochtans gehouden was. Voor deze periode is niet voldaan aan de wettelijke voorwaarden van artikel 104, 1° WIB/1992. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat van de voorwaarde van de regelmatige betaling van de onderhoudsgelden ingevolge een gerechtelijke beslissing kan worden afgeweken indien de achterstallen door een gerechtelijke beslissing retroactief worden vastgesteld of verhoogd. Deze regels over de fiscale aftrekbaarheid van onderhoudsgelden laten die aftrek niet toe indien de onderhoudsplichtige wordt veroordeeld door een vonnis dat hij niet of laattijdig uitvoert. De appellante geeft terecht aan dat de wet niet voorziet in de aftrekbaarheid van laattijdige hetzij onregelmatige hetzij achterstallige betalingen. In deze zaak is er geen gerechtelijke beslissing die het bedrag van de onderhoudsuitkering met terugwerkende kracht heeft bepaald, vastgesteld of verhoogd. De omstandigheid dat het betaalde onderhoudsgeld bij de ontvanger ervan belast werd, verleend de geïntimeerde geen recht op aftrek ervan. De door de geïntimeerde in één bedrag voor een periode in het verleden laattijdig betaalde onderhoudsgelden naar aanleiding van de afhandeling van de vereffening verdeling in uitvoering van de voordien niet uitgevoerde betalingen van het onderhoudsgeld die hij maandelijks diende te betalen, is niet aftrekbaar op grond van de artikelen 104, 1° en 104, 2° WIB/1992.
Â